Aangifteformulier

feit of gebeurtenis extern aan de organisatie.

Dit document voldoet aan de wettelijke voorschriften bepaald door de wet welzijn op het werk van 4 augustus 1996, aangevuld door de wet van 28 februari 2014, alsook aan de principes bepaald in de titel 3 van boek I van de codex over het welzijn op het werk.

  • Huidige Inleiding
  • Het feit/gebeurtenis.
  • Slachtoffer
  • Dader
  • Getuigen
  • Preventie
  • Gesprek
  • Privacy
  • Voltooid
Wat wil je dat er met je aangifte gebeurt?

Bijlages

Wet Welzijn op het werk van 4 augustus 1996, aangevuld door de wet van 28 februari 2014 en de titel 3 van boek I van de codex over het welzijn op het werk:

 

Art. 32ter. van de wet:

Geweld op het werk:

Elke feitelijkheid waarbij een werknemer of ieder andere persoon waarop de bepalingen van de wet van toepassing zijn, fysiek of psychisch wordt bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het werk.

 

Pesterijen op het werk:

Een onrechtmatig geheel van meerdere gelijkaardige of uiteenlopende gedragingen, buiten of binnen de onderneming of instelling, die plaats hebben gedurende een bepaalde tijd, die tot doel of gevolg hebben dat de persoonlijkheid, de waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een werknemer of een andere persoon waarop deze afdeling van toepassing is, bij de uitvoering van het werk wordt aangetast, dat zijn betrekking in gevaar wordt gebracht of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd dat zich inzonderheid uit in woorden, bedreigingen, handelingen, gebaren of eenzijdige geschriften. Deze gedragingen kunnen inzonderheid verband houden met leeftijd, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, sociale afkomst, nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming, geslacht, seksuele geaardheid, genderidentiteit en genderexpressie.

 

Ongewenst seksueel gedrag op het werk:

Elke vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of lichamelijk gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast of een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.

 

Art. 32quinquies. van de wet:

De werkgever waakt er over dat de werknemers die, bij de uitvoering van hun werk, het voorwerp zijn geweest van een daad van geweld, gepleegd door andere personen dan deze bedoeld in artikel 2, §1, van de wet en die zich op de arbeidsplaats bevinden, een passende psychologische ondersteuning krijgen van gespecialiseerde diensten of instellingen. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen, draagt de werkgever de kosten van de in het eerste lid bedoelde maatregel. De Koning kan de grenzen bepalen waarbinnen de in het tweede lid bedoelde kosten ten laste zijn van de werkgever.

Art. I.3-3 van de codex :

 

§ 1. De werkgever wiens werknemers bij de uitvoering van hun werk in contact komen met andere personen op de arbeidsplaats, houdt bij de risicoanalyse bedoeld in artikel 3 en het bepalen van de preventiemaatregelen rekening met dit specifieke element.

Met het oog hierop, houdt de werkgever onder meer rekening met de verklaringen van de werknemers die opgenomen zijn in het register van feiten van derden. Dit register wordt bijgehouden door de vertrouwenspersoon of de Preventieadviseur – Psychosociale aspecten.

Het wordt bijgehouden door de Preventieadviseur belast met de leiding van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk indien de Preventieadviseur – Psychosociale aspecten deel uitmaakt van een externe dienst en er geen enkele vertrouwenspersoon werd aangewezen.

Deze verklaringen omvatten een beschrijving van de feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk die werden veroorzaakt door andere personen op de arbeidsplaats en waarvan de werknemer meent het voorwerp te zijn geweest, evenals de data van die feiten.

Ze vermelden de identiteit van de werknemer niet, tenzij deze laatste met de vermelding ervan instemt. Alleen de werkgever, de Preventieadviseur – Psychosociale aspecten, de vertrouwenspersoon en de Preventieadviseur belast met de leiding van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk hebben toegang tot dit register.

Het wordt ter beschikking gehouden van de met het toezicht belaste ambtenaar. De werkgever bewaart de verklaringen inzake de feiten die in het register zijn opgenomen gedurende vijf jaren te rekenen vanaf de dag dat de werknemer deze verklaringen heeft laten optekenen.

 

§ 2. De Preventieadviseur – Psychosociale aspecten brengt een advies uit over de keuze van de gespecialiseerde diensten of instellingen bedoeld in artikel 32quinquies van de wet.